zaterdag 30 januari 2016

Het Buitenspelen 2.0





Het Buitenspelen 2.0

 “Mijn kinderen spelen elke dag uren buiten, ik zou willen dat ze wat vaker gingen gamen…..”

Deze opmerking laat ik vallen terwijl ik tussen een groepje ouders op het schoolplein sta. Gewoon omdat het zo leuk is reacties uit te lokken die een discussie op gang brengen. Het regent meteen zorgen en klachten over het gamegedrag van de kinderen. Want dat er meer uren worden besteed achter een beeldscherm dan buiten, daarover zijn de meeste ouders het eens.

Ik vind dat niet zo gek. Er worden ongelooflijk mooie games ontworpen. Veel games zijn behalve spannend ook leerzaam en doen een serieus beroep op creatieve en innovatieve vaardigheden van kinderen. Niets mis mee toch?

Gamegedrag

Soms is er ook reden tot zorg wat betreft gamegedrag van kinderen. Games met een wedstrijdelement nodigen uit tot vaak en veel spelen, het is moeilijk om hiermee te stoppen. Het ontwerp en veelzijdige inhoud van huidige games zijn verslavend, veel meer dan Pacman vroeger ooit was. Gamen kost tijd, ten koste van andere activiteiten zoals sporten of huiswerk maken. Games die geschikt zijn voor een andere leeftijdsgroep dan die van het kind, kunnen angst veroorzaken of juist druk en agressief gedrag vergroten. Veel gamen veroorzaakt een verminderde concentratie bij andere activiteiten, probeer maar eens een bordspel van langer dan een half uur te spelen met een gamer. Zo zou ik nog meer gevaren en risico’s van veel gamen kunnen noemen. Maar ik zie zoveel positieve kanten van de mogelijkheden van tegenwoordig dat ik de risico’s even laat voor wat ze zijn. Als ik vroeger Minecraft had kunnen spelen, dan was ik waarschijnlijk nooit meer op het speelpleintje verschenen.

Buitenspelen?

Maar wat nu met het buitenspelen? Dat vinden we toch belangrijk? Door spelen met anderen leren kinderen sociale vaardigheden, conflicten oplossen, samenwerken en rekening houden met elkaar. Het pleintje van vroeger is voor veel kinderen vervangen door online samenzijn, in games, WhatsApp, Instagram en Snapchat. Dit is niet beter dan face-to-face spelen, maar ook zeker niet slechter. De regels van online samenspelen werken anders maar ze gelden nog steeds. De belevingswereld van kinderen is anders dan toen wij die leeftijd hadden, maar misschien zelfs wel interessanter dan toen. Want wat een keuzes kunnen onze kinderen maken.

Wat wij vroeger deden is niet meer ideaal in deze tijd. Bij belletje trekken ben ik bang dat ze precies aanbellen bij dat ene adres wat mijn pedo-alert activeert. Bij voetballen schieten ze de bal altijd in die tuin waaruit ze nog net niet met een wapen worden weggejaagd. Verstoppetje is het leukst in het parkje verderop, maar dat lijkt nu een vaste hangplek voor blowende pubers. We moeten als ouders dus zelf aan de slag om kinderen een beetje te helpen bij andere activiteiten dan gamen. 

Zolang een activiteit aansluit bij de belevingswereld van kinderen, zijn ze nog hiervoor nog steeds te porren, ook als dat buiten is. Wat me laatst overkwam is hiervan een goed voorbeeld.

Buitenspelen nieuwe stijl

Na een ochtend beeldschermen ging de zon schijnen en kondigde ik een boswandeling aan. Na wat mopperen, levels opslaan en apparaten aan opladers leggen, gingen de schoenen en jassen aan.

Wat dan buiten ontstaat zie ik met verbazing, nieuwsgierigheid en plezier aan. Het spel wordt voortgezet, maar dan in de vrije natuur. Ik heb Super Mario Maker blijkbaar zo abrupt uitgezet dat de jongens niet kunnen stoppen. Mario (kind 1) rent over een heuveltje, moet over een boomstam springen, onder een struik verstoppen en van de heuvel afrollen. Hij wordt achternagezeten door een vijand (kind 2) die af en toe roept dat hij een leven kwijt is. Kind 3 neemt de leiding en roept dat Mario dood is na het verspelen van drie levens. Mario moet bij de boom twee minuten wachten op nieuwe levens,  ‘klim er maar even in ofzo, dan heb je wat te doen’. De anderen optimaliseren in de tussentijd het parcours. Dit alles wordt door kinderstemmen begeleid door het nabootsen van de originele geluiden uit de game, inclusief alle spanning opbouwende bliepjes, knallen en muziek. Na een wandeling van een uur is hun spel nog niet afgelopen want de levels zijn steeds wat uitgebreid en uitdagender gemaakt. ‘Wij spelen nog even in de tuin, want ik heb nog een leven over’. Hoe geweldig is dit?

Dit is het nieuwe buitenspelen, het buitenspelen 2.0. Ik reken het goed!

dinsdag 19 januari 2016

Wat moeten we met de pester?

Vandaag in het AD staat een artikel waarin een pester aan het woord is. http://www.ad.nl/ad/nl/12024/Pesten/article/detail/4227119/2016/01/19/Pesten-gaf-een-kick-een-machtig-gevoel.dhtml Iemand die pas nu, 25 jaar later, beseft wat ze heeft aangericht. Er komt een antwoord van pestcoach Mirelle Valentijn. Zij is naast mijn opleider tot trainer zelf een slachtoffer van pesten en weet als geen ander dat een pestverleden nooit kan worden uitgewist. De pester in het artikel wil wel haar excuses aanbieden, heeft dit nog zin?
Voor de pester wel, het is nooit te laat om excuses aan te bieden. Voor het slachtoffer kan het fijn zijn om te horen dat een pester spijt heeft, maar het leed is al wel geleden. De angst om weer gepest te worden is niet met een ‘sorry’ uitgewist.
Pak een blaadje en maak er een prop van.
OK .
Strijk het nu weer glad
Gedaan.
Is het nog heel?
Ja
Wordt het weer zoals het was?
Nee.
Snap je het nu?

Wat maakt een pester een pester?
Mirelle geeft aan dat zij pesters geen verwijten maakt. Pesters zijn kinderen, tieners, pubers die nog geen inzicht hebben in de gevolgen van hun gedrag. Ik heb respect voor deze vergevingsgezinde uitspraak, toch blijft het in mijn gedachten hangen….
Als er een slachtoffer is, is er ook een dader. Als de pester een dader is, doet hij iets wat niet getolereerd mag worden. Gelukkig is er steeds meer aandacht en betere begeleiding voor een slachtoffer van pesten. Maar laten we die pester niet vergeten. Ik ben het eens met de uitspraak dat kinderen nog niet (volledig) verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor hun gedrag. Maar wat moeten we dan met die pesters? Als pedagoog gaat mijn interesse bij deze vraag uit naar de omgeving. Opvoeders hebben de taak kinderen te begeleiden in hun morele ontwikkeling, gaat het daar misschien mis?
Opvoeding
Empathie voor elkaar, aandacht voor anderen, vriendelijkheid, behulpzaamheid. Dit zijn deugden die we graag zien in een kind. Dit krijgt je kind helaas niet mee bij geboorte, het zal dit moeten leren. Opvoeders kunnen dit niet aan kinderen leren door ze te vertellen hoe het moet, maar alleen door het voor te doen.
“Mijn zoon doet wel eens mee met pesten volgens mij. Maar dat heb ik liever dan dat hij zelf wordt gepest, dat lijkt me erger”.
Een uitspraak van een moeder tijdens een themabijeenkomst over pesten. Ik moet dan even diep ademhalen en tot tien tellen voordat ik vriendelijk kan antwoorden. Wat ik dan eigenlijk wil zeggen, of eigenlijk uitroepen, is Nee Nee Nee. Dit is een korte termijn visie van deze moeder. Leuk dat uw kind niet wordt gepest maar beseft u wel wat een nare volwassene uw kind wordt op deze manier?!
Als thuis aan tafel door de opvoeders wordt gesproken (niet verzonnen) over die lul van een collega, die bitch van een juf en die sukkel van een klasgenootje, leert een kind dat het ok is om negatief over anderen te oordelen. Hoe kan een kind respect hebben voor een klasgenoot of een leerkracht als het niet heeft geleerd hoe dit moet?
Zeggen dat een kind een nare volwassene zal worden schijnt te eerlijk te zijn voor een groepsbijeenkomst, dus ik formuleer het voorzichtiger. Een kind heeft, zeker op langere termijn, baat bij het aanleren van sociaal gedrag. Dat leuke, populaire en assertieve kind blijft alleen leuk, populair en assertief als het leert om op de juiste manier met anderen om te gaan. Een pester met narcistische trekjes komt in de problemen in een hogere klas, op de middelbare school en daarna in contact met collega’s. De eigenschappen waardoor de pester nu populair lijkt, worden in een andere groep niet meer geaccepteerd. Als een pester dan in de tussentijd niet heeft geleerd wat wel acceptabel gedrag is, zal hij zich nooit meer kunnen aanpassen aan een groep en dus in de problemen komen op sociaal gebied.
Grenzen
Het morele brein vormt zich rond het 10e levensjaar, aldus een psycholoog in het bovengenoemde AD-artikel. Kinderen die voor, tijdens en na deze periode geen respect zien en voelen in hun omgeving, ontwikkelen geen gezonde positieve moraal. Wat zich kan uiten in pestgedrag, want dit kind kan zich moeilijk inleven in de gevoelens van een ander.
We leren onze kinderen voor zichzelf op te komen, hun doelen te bereiken en te weten wat hun rechten zijn. Ik denk dat we als opvoeders soms vergeten dat het aangeven van de grenzen hiervan even belangrijk is.
Assertief gedrag = Het bewaken van je eigen grenzen, en het respecteren van de grenzen van een ander. 
Dat laatste is waar het mis gaat bij pesters, het herkennen en respecteren van grenzen. Pesters hebben, net als in het krantenartikel, vaak achterliggende problemen. Zij hebben hierbij net zoveel recht op hulp en begeleiding als een slachtoffer van pesten. Het is alleen zo jammer dat dit een vorm van curatief handelen is, handelen nadat het probleem zich heeft laten zien. Meer aandacht  aan preventief handelen zou zoveel problemen voorkomen. De basis voor positief sociaal gedrag wordt gelegd in de kindertijd. Personen in het gezin, de kinderopvang, de sportvereniging en de (basis)school zijn de voorbeelden voor kinderen in deze periode.
Als het op een van deze gebieden niet lukt om een kind het juiste voorbeeld te geven, kan deze rol prima worden overgenomen door de ander. Ouders kunnen niet altijd het juiste voorbeeld geven, net zomin als de leerkracht of voetbaltrainer altijd het juiste voorbeeld geeft. Dat is alleen maar een goede leerschool voor een kind. Door de gevolgen te ervaren van zowel positief als negatief met anderen omgaan, leert een kind wat het verschil maakt. Als dit door opvoeders positief wordt begeleid leert een kind om uiteindelijk zijn eigen keuzes te maken, en om verantwoording te nemen voor het eigen gedrag.
Sorry
De pester in het artikel geeft aan ze wenste dat iemand haar gedrag toen had afgeremd. Dit geeft aan dat pesters vaak ook schreeuwen om grenzen, om iemand die hen leert hoe het dan wel moet. Uit angst voor reacties van zowel kind als ouders durven scholen soms de confrontatie met pesters niet aan te gaan. Dit moet wel! Niet in de vorm van verwijten en straffen maar door er samen met de pester achter te komen wat hij nodig heeft om ander gedrag te laten zien. Waar de ouders een kind geen voorbeeldgedrag kunnen bieden, kan de school dat vaak wel, of andersom.
It takes a village to raise a child
Gezinnen zijn, meer dan vroeger, op zichzelf gericht. Hierdoor ontstaat voor een kind een kleinere sociale wereld met minder interacties met andere kinderen en met volwassenen. Een kleinere oefenruimte voor sociaal gedrag zeg maar. (Jonge) pesters zijn gebaat bij uitbreiding van deze kring. Zij kunnen alsnog sociaal gedrag leren op een sportvereniging of bij andere begeleide kinderactiviteiten. Vanaf de puberteit moeten kinderen echt verantwoording afleggen voor hun eigen gedrag. Wat zou het fijn zijn als ze dat dan ook hebben geleerd. Een belangrijke taak voor opvoeders dus, het is nooit te laat!

“He asociale Phubber, mag ik even je aandacht?!”





“He asociale Phubber, mag ik even je aandacht?!”

Phubbing is het fenomeen waarbij je iemand negeert – snubbing – omdat je op je telefoon – phone– kijkt. Al in oktober 2013 is dit woord bedacht door een groep communicatiedeskundigen en journalisten aan de universiteit van Sydney. Om de aandacht te vestigen op een nieuw online woordenboek introduceerden zij dit nieuwe woord. Het woord klinkt veel mensen misschien nieuw in de oren, maar het fenomeen is voor ieder herkenbaar. Iets waaraan ook aandacht moet worden besteed in mediaopvoeding en voorlichting. Een nieuwe vorm van communiceren waaraan we moeten wennen? Of een asociale omgangsvorm?



Hallo, hoor je mij?

Steeds vaker raak ik in verwarring tijdens een gesprek omdat mijn gesprekspartner zijn blik strak op zijn smartphone heeft gericht. Ik voel vertwijfeling, ‘ben ik nog in gesprek met deze persoon?’ ‘Is het gesprek afgelopen, moet ik weglopen?’. Vervolgens vervolgt de ander abrupt het gesprek alsof het nooit onderbroken was.

Tot mijn schrik betrap ik mezelf op hetzelfde gedrag als mijn zoon een lang verhaal over superhelden afsteekt. Ik lees op mijn telefoon wat berichten terwijl ik luistergeluiden maak naar mijn zoon en mijn telefoon van hem afgewend hou. Alarm! Waar is mijn pedagogisch verantwoorde luisterhouding en doe ik dit ook tegenover volwassenen? Wat moeten we aan met deze nieuwe gewoonte? Tijd voor (zelf)onderzoek.

 Wat vinden jongeren ervan?

Ik google het fenomeen en kom het woord phubbing tegen. Nadat het woord in 2013 is bedacht is er niet veel aandacht aan besteed. Er is een facebookpagine ‘Stop Phubbing’ waar –vaak hilarische- plaatjes en spreuken worden gedeeld over het antisociale aspect van phubbing https://www.facebook.com/groups/172522726210983

Er is een website, www.stopphubbing.com waar feiten en getallen worden genoemd, bijvoorbeeld dat 87% van de jongeren liever communiceert via tekst dan face-to-face.

Ik informeer bij een groep jongeren uit havo. Zij kwamen met verrassende en eerlijke antwoorden. Het is bekend dat jongeren vriendschappen hebben en onderhouden op verschillende platformen zoals WhatsApp, Instagram, Facebook en Snapchat. De jongeren ervaren een gevoel van stress (ofwel ‘FOMO’ – Fear Of Missing Out) als ze te lang hun berichten niet kunnen lezen. De definitie van ‘te lang’ is volgens hen enkele uren tot zelfs enkele minuten! Dus logisch dat je even tussendoor op je beeldscherm kijkt en snel wat berichten post, ook tijdens lessen en gesprekken.

Op de vraag hoe ze het zelf ervaren als iemand op zijn telefoon kijkt tijdens het luisteren naar jou, antwoorden ze dat het afhangt van degene met wie je praat. Tijdens het gesprek met een leerkracht of een ouder kun je het beter niet doen,  maar bij je vrienden is het geen probleem. Je wilt immers niets missen. Voor jongeren uit deze klas is phubbing dus min of meer geaccepteerd hoe zit het bij volwassenen?

Het goede voorbeeld; makkelijker gezegd van gedaan.

In een intervisie groep met collega pedagogen gooi ik het onderwerp ook eens op tafel. De reacties zijn eenduidig; verontwaardiging en irritatie alom. Phubbing is asociaal, onnodig en er moeten in groepen duidelijke regels over worden gesteld. In dezelfde sessie gebeurt het twee keer dat een intervisie deelnemer de vraag niet hoort omdat zij bezig is op haar smartphone. Oeps, gevalletje wat-weten-we-het-goed-te-vertellen-maar-we-geven-liever-niet-het-juiste-voorbeeld.

Na rondvragen aan vrienden en collega’s blijkt dat ook tijdens vergaderingen phubbing meer regel dan uitzondering is. Het grootste deel van de werknemers ergert zich eraan maar geeft toe er zelf aan mee te doen. Soms als vlucht uit een lange saaie vergadering, soms als noodzaak om bijvoorbeeld even te checken of je ergens anders ook nodig bent, multitasken dus. Vooral vrouwen gebruiken de telefoon als hulpmiddel om nog meer dingen tegelijkertijd te doen. Tussen werktaken door even een appje naar je zoon, een digitaal boodschappenlijstje doorsturen, even een online kaartje naar die ene collega, een afspraak verzetten, etc. Handig dus en niets asociaals aan. Toch?

Een nieuwe vaardigheid

Tijdens opleiding en cursussen hebben we braaf de vuistregels geleerd van gesprekstechnieken. Moeten we deze methoden overboord gooien omdat ze zijn bedacht in een tijd dat de dag niet gevuld was met piepjes en gezoem van mobiele apparaten?

Nee, het feit dat er een soort gedoogbeleid is ontstaan bij phubbing, betekent niet dat we het dan maar moeten accepteren. Ik ben me ervan bewust dat ik zelf ook moet afleren te vaak op mijn telefoon te kijken, als ik van anderen eis dat ik de volle aandacht krijg in een gesprek. Dus ik ga het wel proberen.

Ik leer kinderen en jongeren dat je omgangsvormen en afspraken samen maakt. Ik ga het onderwerp phubbing dan ook opnemen als onderwerp in mijn trainingen en voorlichting over mediaopvoeding. Net als omgangsregels kunnen hier per groep afspraken over worden gemaakt. Geen regels opgelegd door één persoon maar afspraken die in samenwerking tot stand zijn gekomen. Kinderen zijn prima in staat om hierover mee te denken. Als we beginnen met afspraken in een kleine groep, dan kan bewustwording en aanpassing ervoor zorgen dat het ook invloed zal hebben op grotere groepen mensen.

Ik hoop dat het effect zal zijn dat het hele woord ‘phubbing’ niet meer grappig klinkt als een soort wiebelende dansvorm, maar een duidelijke afkeurende betekenis krijgt: “Hallo asociale Phubber, mag ik even je aandacht !?”

Ik hoor graag reacties en tips over hoe hiermee om te gaan!